Stichting Cantoraat
31 mei
Zondag gaan we naar de kerk – Oude Kerk Amsterdam
De laatste 28 jaar van zijn loopbaan werkt Willem Vogel eerst (4 jaar) als cantor, vervolgens (18 jaar) als cantororganist en tenslotte (6 jaar) als organist in de Oude of Sint Nicolaaskerk van Amsterdam, het oudste gebouw van de stad. Over deze kerk zijn boeken vol geschreven, dus het is de kunst op deze laatste dag van de Vogelherdenkingsmaand in alle beknoptheid iets zinnigs te zeggen. Geheel in de stijl van het feestvarken van deze maand zal ik proberen in der Beschränkung der Meister zu zeigen.
Ik zeg dus maar niets en laat het over aan anderen die schreven voor en over Willem Vogel en de Oude Kerk. Ook geen afbeeldingen dus – wat te kiezen?
Wie binnen komt, ziet het meteen: de Oude Kerk is echt kerk gebleven, met dat moeilijk te omschrijven volkse karakter eigen aan een oude roomse kerk die niet de hoogte van kathedraal heeft gehaald. Daar is het eigen Hollands-volkse karakter van de hervorming bijgekomen. De twee geesten hebben zich naast en in elkaar gehandhaafd, nu al meer dan viereneenhalve eeuw. Het gebouw heeft die hogere, verheugende onoverzichtelijkheid, een in de geschiedenis van haar gebruik gegroeide kerk eigen. Het verdwijnen van nagenoeg alle gekleurd glas laat het Hollandse licht glorieus binnen. Ik herinner me dat licht als een groot geluk van jaren her: na de eerste restauratie was ik op zondagmorgen bij de eerste dienst in de vernieuwde kerk aanwezig. De kerk had niets voor het winterlicht te verbergen. De muziek van het orgel vulde bij voor- en naspel de hele kerk, triomfantelijk bijna.
(Herman Janse, De Oude Kerk te Amsterdam, 2004)
De eerste deunen van de dag
waaien uiteen over de grachten
en een koraal van J.S.Bach
meet met het straatrumoer zijn krachten.
Het orgel van de Oude Kerk
juicht van een dag, die eens zal komen.
Als Vox Humana van Gods werk
vertolkt de toetsenman de dromen.
(Sytze de Vries, april 1987)
De grote, lege ruimte van de Amsterdamse kerk
verscheen voor hem als het beeld
van zijn eigen bevrijding.
(Milan Kundera, De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, 1984)
Wil een vogel, stem van boven,
engel die de toon aangeeft
heel het lieve leven loven
op de adem die God geeft,
luister dan met open oren,
want de hemel zingt u voor,
tot de lofzang uitverkoren:
alle vogels, één groot koor.
(André Troost, 1995 – bij de 75e geboortedag van Willem Vogel)
The next evening, Wednesday, Jack went with Nico to the Oude Kerk to hear Willem Vogel, the organist, rehearse. Vogel had officially retired from teaching and conducting, but he still wrote music for organ and choir – a CD of his compositions had recently been released – and he still played in the Oude Kerk, the long service on Sunday and the Wednesday-evening rehearsal. Willem Vogel was in his late seventies but looked younger. He had long, hairless hands and was wearing a sweater with sagging elbows; in the unheated church, a wool scarf was tied around his neck.
(John Irving, Until I find you, chapter 30, 2005)
Om tot U elkaar te dragen
zingen wij, de harten hoog,
mensen van uw welbehagen,
vruchten van een nieuwe oogst,
als de vogel Gods zijn vleugels
breed uitslaat:
Soli Deo Gloria!
(Sytze de Vries, 28 april 2000 – bij de 80e geboortedag van Willem Vogel)
Bange vissers bouwen de kapel. Het water lokt en straft. Gebeden klinken, zingen helpt. Wie terugkeert dankt de heilige die hen op zee behoedt. Allengs groeit de bidplaats: steen, gewelven, mozaïek van graven in de vloer. Een haven voor de armen, voor de koude wezen die muntjes plukken tussen de stenen. Sweelinck speelt op het orgel, treurzang: Mein junges Leben hat ein End. De zon kust gekleurde ramen en beschijnt vermoeide vrouwen, rustend op hun stoel. De kerk staat als een groot dier op het plein, gastvrij en veilig. Zieken en zondaars schurken tegen haar flanken. De zware klokken roepen zonder onderscheid, hun galmen geldt ons allen, arm, zwak of bang. Zwervers, verdwaalden, dralen rond de poort, op zoek naar zorg of brood. Passanten komen binnen, stappen schuchter over de grafsteen waar hun naam op staat. Kaarslicht en koorzang zijn voor iedereen. Welkom zijn de kinderen van Nicolaas, ook als zij niets geloven.
(Anna Enquist, stadsdichter van Amsterdam 2014 – 2016, tekst op de 118 stoelen in de kerk)